Plantendelen
Laatst aangepast op woensdag, 30 mei 2012 14:59 Geschreven door Martine woensdag, 24 november 2010 20:03
We onderscheiden wortel, stengel, bloem, blad, vrucht en zaad
WORTEL - RADIX
De wortel heeft als taak:
- de plant vast te zetten in de grond, tevens dient de wortel voor de stevigheid van de plant
- voedingsstoffen (anorganische zouten) en water uit de bodem opnemen via de wortelharen.
- het transsport regelen van de opgeloste stoffen die als voedsel voor de plant dienen
- fungeren als opslagplaats van voedsel in de vorm van zetmeel, suiker, eiwitten.
De wortel kan in bepaalde gevallen ook het werkzame bestanddeel van de geneeskrachtige plant bevatten.
wortelstok - rhizoma
De Wortelstok is een horizontaal groeiende of ook scheefgroeiende wortel die meerjarig is. Het ene eind groeit steeds door en geeft nieuwe planten terwijl het andere deel afsterft. Op de wortelstok ziet men littekens, deze zijn afkomstig van afgestoven delen.
Men ziet ook knoppen waar volgend jaar weer nieuwe stengels uit zullen groeien; die op hun beurt weer nieuwe planten zullen geven. De taak van de wortelstok is hetzelfde als van de wortel.
Bol - bulhus
De bol is een ondergronds stengeldeel waarbij ter hoogte van de bol de stengel weinig ontwikkeld is. Daarentegen is het bladgedeelte wel goed ontwikkeld. Het bladgedeelte zien we in de vorm van z. g. “schubben” of “rokken” . In deze schubben of rokken zit het reserve voedsel. Zoals bij de ui en knoflook.
Knol - tuber
Net zoals de bol is ook de knol een ondergronds stengeldeel.
Het stengelgedeelte is niet sterk ontwikkeld en het bladgedeelte is weinig ontwikkeld.
Het reservevoedsel zit in het stengelgedeelte. Enkele knolgewassen zijn radijs en knolselder.
STENGEL - STIPES
De taak van de stengel is de bladeren dragen. Daarnaast dient de stengel voor transport van water en zouten naar het blad en voor transport van koolhydraten en andere stoffen naar de rest van de plant.
DE BLOEM - FLOS
De bloem bestaat uit kelkbladeren en kroonbladeren.
De kelkbladeren bevinden zich aan de buiten- en de onderkant.
Kelkbladeren zijn meestal groen van kleur. De kroonbladeren kunnen verschillende kleuren hebben.
In één bloem zijn meestal meeldraden en een stamper aanwezig.
Het onderste deel van de stamper is het vruchtbeginsel (meestal bol- of cilindervormig)
De meeldraden bestaan uit helmdraad en helmknop.
ln de helmknop worden de stuifineelkorrels (mannelijke cellen) gevormd die de bevruchting uitvoeren.
De stamper (het vrouwelijke geslachtsorgaan) bestaat uit de stempel (bovenste deel), de sti (hol buisje) en het vruchtbeginsel (eicellen).
De bevruchting gebeurt door insecten en de wind.
Tijdens de bevruchting komen de stuifineelkorrels in aanraking met de stamper.
Vaak hoort men spreken van éénslachtige en van tweeislachtige bloemen. Bij een éénslachtige bloem is slechts alleen de meeldraden of alleen de stamper aanwezig. Bij tweeslachtige bloemen zijn beide organen (zowel de stamper en de meeldraden) in één bloem aanwezig.
Bij een tweehuizige plant vindt men enkel meeldraadbloemen of stamperbloemen
Eenhuizige planten bezitten zowel meeldraadbloemen als stamperbloemen.
Bij een tweehuizige plant zijn of mannelijke bloemen aanwezig (of alleen maar meeldraden) of enkel vrouwelijke bloemen ( of stampers)
Voorbeelden: wilg, grote brandnetel, dagkoekoeksbloem
Man en vrouw wonen in een apart huis, dus tweehuizig!
Bij een éénhuizige plant zijn vrouwelijke en mannelijke bloemen op één plant aanwezig, ofwel mannelijke en vrouwelijke delen in dezelfde plant.
Voorbeelden: hazelaar, berk, tamme kastanje (eenhuizig, maar de bloemen eenslachtig)en de meeste kruidachtige planten!
BLAD - FOLIUM
Het blad is een belangrijk deel van de plant, Planten met bladgroen (chlorofyl) maken zelf hun voedsel in de vorm van organische stoffen.
Door de plant worden dus anorganische stoffen omgezet tot organisch materiaal. Voor dit proces is er energie nodig, deze energie wordt geleverd door het zonlicht. Dit proces noemt men de fotosynthese of de koolstofassimilatie.
VRUCHT - FRUCTUS
De rijping van een bestoven vruchtbeginsel noemt men een vrucht. De zaadknoppen die in het vruchtbeginsel aanwezig waren zijn nu veranderd in zaden. Zaden kunnen na enige tijd kiemen.
Vlezige vruchten
De zaden liggen ingebed in het sappige vruchtvlees, omgeven door een soepele schil. Vlezige vruchten deelt men weer onder in:
- steenvruchten: Het zaad ligt opgesloten in een steenharde pit (b.v. kers - perzik)
- pitvruchten: Pitten zijn kleiner en de binnenlaag van het vruchtvlees is leerachtig (b.v. appel - peer)
- bessen: De zaden bevinden zich los van het vruchtvlees (b.v. druif)
Droge vruchten
Bij droge vruchten gaat de vrucht niet open om de zaden vrij te maken, doch laat als geheel los en wordt door de wind ergens mee naar toe genomen.
Na rotting van het buitenste gedeelte kiemt het zaad tot een plantje b.v. iep - esdoom
Schijnvruchten
Bij deze vruchten kunnen ook andere delen van de bloem de vrucht vormen.
Men spreekt van doorgegroeide bloembodems. b.v. aardbei - braam - framboos
ZAAD - SEMINA
Zaad is opgebouwd uit een zaadkern en een zaadhuid
De zaadhuid kan voorzien zijn van een aanhangsels, dit is om het zaad te verspreiden.
Denk maar aan de pluis. In de zaadkem zit de kiem, hieruit ontstaat een nieuwe plant.
Deze afbeeldingen werden overgenomen van de heer Margodt Jan.